De magie van samba
Bert Ernste
1991
Wat mist de Nederlander met al zijn materiële zekerheden, dat talloze therapieën zo in zijn in Nederland? Waarom dromen zo veel Nederlanders over eenvoudig leven als een schaapherder op een Grieks eiland, zonder de druk van de industriële samenleving? Leven arme mensen intenser en spontaner of is dat alleen maar het beeld dat wij daarvan scheppen uit onvrede met ons leven? Ik zou het niet weten, maar wie een meeslepend verhaal wil lezen over de intensieve manier waarop de armen in de sloppenwijken van Rio de Janeiro het carnaval beleven, moet Samba van Alma Guillermoprieto lezen.
Samba is zo goed geschreven dat zelfs een Hollander van boven de rivieren iets gaat meevoelen van de bruisende wereld van het carnaval van Rio en waarschijnlijk kan ook de meest carnavaleske zuiderling nog wel wat leren uit het boek. “Als je merkt dat je lichaam beneden je beweegt in een koortsachtige draaikolk en als je geest daarboven drijft in een staat van welwillend meedoen; als je bovenlijf vreemd licht wordt en als je benen voelen alsof ze op hun eentje sierlijke boogjes in de lucht willen maken, zo maar voor de lol; als alles om je heen langzaam lijkt te gaan vergeleken met de storm die je door de muziek draagt, dan ontdek je waarschijnlijk dat zweet je lichaam kleedt in een glorieuze, effen, glinsterende laag en om je heen vliegt in een magische krans van druppeltjes, en dan weet je dat je samba hebt bereikt.”
Het boek gaat echter niet alleen over de emotionele kant van het Braziliaanse carnaval. Samba beschrijft het volledige proces vanaf de eerste vergadering van de sambaschool, als niemand nog weet hoe het volgende carnaval er uit moet gaan zien, tot en met het carnaval zelf, bijna een jaar later. De rivaliteit tussen de verschillende sambascholen en tussen de verschillende groepen van een school geeft een beeld van de complexe sociale werkelijkheid van de favelas (sloppenwijken) Oudgedienden (de oude garde vormt een aparte groep in de optocht van elke sambaschool), die zeggen niet meer mee te willen doen, maar na de nodige smeekbeden, die hun waardigheid onderstrepen, weer overstag gaan; ruzies om kleren, die te duur zouden zijn en ga zo maar door. De schrijfster is een tijdlang in een sloppenwijk gaan wonen om het allemaal mee te maken en beschrijft tussendoor ook haar reactie op de armoede en hoe ze gaat verlangen naar een beetje luxe.
Guillermoprieto laat verder zien hoe het Braziliaanse carnaval zijn wortels heeft in de cultuur van de zwarte bevolking van Brazilië, de afstammelingen van de slaven. Begin deze eeuw ergerde de blanke middenklasse van Rio de Janeiro zich nog aan de Afrikaanse ritmes, die van de heuvels met de favelas klonken. Paradoxaal genoeg hebben de samba en het carnaval zich weten te emanciperen op een manier die tevens een uitholling van de oorspronkelijke zwarte sambacultuur betekende. Vandaag de dag spelen blanken een steeds grotere rol in het carnaval en maakt de commercie zich meester van het gebeuren, vooral sinds de meestal blanke bankiers van het illegale gokspel jogo do bicho (dierenspel) de sambascholen zijn gaan financieren. De televisie heeft eveneens het zijne bijgedragen tot die commercialisering. Volgens Guillermoprieto zou de samba en het carnaval van Brazilië niet veel meer zijn als die commercialisering niet had plaats gehad.
De praalwagens en kostuums worden nu steeds vaker ontworpen door professionele ontwerpers, die komen met thema’s die nog maar nauwelijks verbonden zijn met de Cultuur van de favelas. Sommige sambascholen importeren al veren uit Australië om toch maar het mooiste te zijn. Cultureel gezien een verarming, maar zoals Joãozinho Trinta, artistiek leider van een van de sambascholen, zegt in het boek: “Alleen intellectuelen houden van ellende. Armen willen luxe.”
Met de komst van de ‘beestenbankiers’ zijn de sambascholen ook meer dan vroeger in de ban geraakt van misdadigers. In de meeste favelas zwaaien drugsbendes tegenwoordig de scepter. In ruil voor bescherming brengen zij een zekere mate van orde in de sloppenwijken. Vaak betalen zij Voor crèches en dergelijke, omdat de gemeente niets voor de favelas doet. Voor de jeugd is het echter funest om al zo jong met georganiseerde misdaad in aanraking te komen. Een van de beroemde sambazangers van dit moment, Bezerra da Silva, zingt openlijke lofliederen over de schurken. Op de hoes van zijn laatste elpee is Bezerra te zien met revolvers in de hand aan een kruis. De titel van de plaat luidt: ‘Não sou santo’ (Ik ben geen heilige).
Na lezing van Samba had ik het idee dat elke volgende publicatie over het Braziliaanse carnaval overbodig is. Wel bekroop mij tijdens het lezen een enkele keer het gevoel dat het leven in de favelas wat romantisch werd beschreven. Ik weet niet of dat een gevolg is van mijn (Noordeuropese) wantrouwen tegen dergelijke beschrijvingen of van de (elitaire) neiging van de schrijfster om het leven van de lagere klassen van de samenleving door een ietwat roze bril te zien.
Alma Guillermoprieto Samba, Jonathan Cape, London 1990
Meer Brazilië | Index artikelen | Contact